Amsterdam (2) (1879) 1887-1905


Het schip werd op 8 augustus 1879 als s.s. “British Crown” gelanceerd. Op 8 oktober van dat jaar werd het nieuwe vracht-passagiersschip overgedragen aan de eigenaar. Van oktober 1879 tot september 1885 gecharterd voor American Line. Het schip maakte daarna nog enkele reizen voor de Britse Anchor Line en Furness.

Het schip werd in november 1887 door de NASM gekocht van The British Shipowners Ltd., gevestigd in Liverpool.

Na verkoop aan de NASM in november werd in 1887 het schip herbouwd en omgedoopt tot “Amsterdam” (2). Op oudejaarsavond verliet het schip Rotterdam voor het eerst.

De “Amsterdam” was uitgerust met 3 dubbel cilindrische ketels met 18 vuren in de machinekamer die de stoom opwekten voor de omgekeerde Compound direct werkende machine, goed voor 1000 pk. De bunkercapaciteit was 652 ton steenkool. Bij een dienstsnelheid van 9,5 knopen bedroeg het kolenverbruik 45 ton per dag.

Het schip werd in 1889 opnieuw herbouwd. Er is onder andere elektrische verlichting aangebracht, voorzieningen, koel- en vriescellen geplaatst en stoomverwarming geplaatst.

Kapitein Stenger van het stoomschip “Amsterdam” van de N.A.S.M. melde uit New York dat maandag 23 mei 1892, het schip hevig stampte en rolde en de motor hevig afbrak, zagen ze om middernacht ten noorden van hen een grote fakkel, onmiddellijk gevolgd door een fakkel, die ze onmiddellijk deed denken dat de genoemde signalen afkomstig waren van een noodlijdend schip en waarschijnlijk onmiddellijke hulp nodig was. Ze zetten koers naar de flambouw, waar ze om 12.00 uur aankwamen. Ze arriveerde en konnden bij het licht van de fakkel zien dat het een zeilschip was met de tuigage overboord. Inmiddels waren twee sloepen gereed gemaakt om te strijken om indien nodig direct hulp te bieden, maar aangezien er geen vuurpijlen mee werden afgeschoten, leek er geen direct gevaar te zijn, en dus besloten ze, gezien de duisternis, volle zee en de hevig zwaaien van het wrak, wachtend op het daglicht en zo in de buurt van het wrak op gang gehouden. Om 4 uur kwamen de 1e officieren en 4 manschappen in een sloep, dat lukte met veel moeite en niet zonder gevaar voor het leven. De bemanning van de sloep met de 10 man van het wrak veilig aan boord te zien, werd de koers vervolgd.

Het wrak bleek het Zweedse schip Signe te zijn, dat door hard pompen boven water werd gehouden. F. O. Larsson, komend met zilverzand uit Antwerpen en bestemd voor Picton-Harbor N.S. De anderen die werden gered waren: 1e stuurman D. Sylwan, 2e stuurman C. Persson, timmerman Carl Haraldsen, steward Nils Olsen, matroos Carl Olsen, matroos Gustav Alen, matroos Holger Holgerson, matroos Hans Olsen, matroos Gustav Dahlran.
Geert Stenger ontving voor zijn optreden een zilveren penning van de Zuid-Hollandse Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen.
Bij de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij op Fijenoord worden 2 nieuwe ketels en een nieuwe Tandem Triple Expansion machine geplaatst. Het tonnage nam daardoor toe tot 3.629 brt en de dienstsnelheid werd verhoogd tot 12 knopen.

In januari 1894 werd onder leiding van kapitein Geert Stenger een poging gedaan om de bemanning van de Amerikaanse schoener “Maggie Wells” te redden.
“Hij kon alleen vrijwilligers oproepen om een boot te bemannen, en het was een oproep tot de dood voor een ervaren officier en vijf matrozen.” De enige overlevende van deze redders was matroos A. van der Wit.
Kapitein Stenger en hij kregen resp. een gouden en een zilveren medaille van de Life Saving Benevolent Association of New York. van der Wit ontving ook een zilveren medaille van de Boston Life Saving Society.

In februari 1905 werd de s.s. “Amsterdam” werd verkocht aan de Italiaanse rederij Corutti Bros in Genua en de naam werd veranderd in s.s. “Amsterdam”. Op 5 november kwam het schip aan bij de scheepssloperij in Genua.